woensdag, 20 januari 2021 16:35

Correctief referendum

Vz,
Nadat D66-minister Ollongren in 2018 het voor haar kabinet onwelvallige raadgevend referendum van de Nederlandse kiezers heeft afgepakt, ligt er nu eindelijk weer een wetsvoorstel om referenda mogelijk te maken. Dit dankzij het initiatiefvoorstel van de heer Van Raak, waarvoor dank. Maar dus niet vanuit de koker van de minister van BZK, terwijl haar argumentatie bij de intrekking van de Wet op het raadgevend referendum juist was dat deze ingetrokken moest worden om ‘iets beters’ in de plaats te laten komen.

Enig concreet initiatief van de D66-minister hebben we in de tussentijd echter niet gezien, in plaats van zelf pro-actief dit eens als kroonjuweel van D66 beschouwde instrument op te poetsen, stopte de minister het diep weg in een rommelig vergeten hoekje van de kelder van het Huis van Thorbecke. Ergens diep verscholen achter een enorme stapel zwartgelakte overheidsdocumenten met persoonlijke beleidsopvattingen, lag het daar stof en zelfs nog sigarenas van de “nacht van Wiegel” te vangen onder een stapel rapporten van Staatscommissies en eerdere ingetrokken en door de gevestigde orde verworpen voorstellen om een correctief bindend referendum in te voeren.
Gelukkig is het correctief bindend referendum dankzij de heer Van Raak wel afgestoft en zelfs in eerste lezing tot de Eerste Kamer gekomen. Maar daarom wel enkele vragen aan de minister: waarom heeft de minister niet zélf enig initiatief genomen op dit vlak? Beschouwt de minister het voorliggende wetsvoorstel als de door haar beoogde verbetering die ze voor ogen had bij de intrekking van de Wet op het raadgevend referendum? En geldt dat integraal voor nu voorliggende wetsvoorstel, inclusief alle beperkingen zoals de zeer hoge uitkomstdrempel en de beperking van referendabele onderwerpen, zoals internationale verdragen en Grondwetswijzigingen? Of zou de minister een andere insteek of opzet hebben gekozen als ze zelf als D66-regent met ‘iets beters’ zou zijn gekomen?
Bij de intrekking van de Wet op het raadgevend referendum betoogde de minister dat deze wet “gebrekkig” was en niet ‘voldeed aan de verwachtingen’. Kan de minister aangeven of voorliggend wetsvoorstel wél aan haar verwachtingen voldoet en niet ‘gebrekkig’ is?
Wat vorige referenda ‘gebrekkig’ maakte, was niet de uitspraak van de kiezer, maar de opvolging vanuit het kabinet. Na het referendum over de EU-Grondwet tóch instemmen met het Verdrag van Lissabon, het na het Oekraïne-referendum tóch doorzetten middels een ‘geitenpaadje’ en een inlegvelletje en de uitkomst van het referendum over de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten negeren was een lange neus naar de kiezer vanuit het kabinet. Hetzelfde geldt voor het met terugwerkende kracht niet referendabel maken van de intrekkingswet van de Wet op het raadgevend referendum. Zulke regenteske politieke keuzes hebben niets met het instrument van referenda te maken, maar alles met het hautain wegcijferen van de Nederlandse burgers door het kabinet Rutte. Grote woorden over het versterken van het democratische stelsel zijn holle woorden als uiteindelijk zó met de kiezers wordt omgegaan. En voor wat de kracht van de vertegenwoordigende democratie betreft: wat blijft daarvan over als bepaalde fracties op het Torentje worden uitgenodigd om daar in de achterkamertjes deals te sluiten met het kabinet voor een meerderheidsstem, over zaken waarover nooit iets in een verkiezingsprogramma aan de kiezer is voorgelegd?
Het is duidelijk dat een democratische noodremprocedure hoogstnoodzakelijk is. Kiezers kunnen middels directe democratie meer betrokkenheid en vertrouwen krijgen in ons democratische stelsel. Het voorliggende correctief bindende referendum kan daar aan bijdragen en de Nederlandse burger heeft er ook behoefte aan. Onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau uit 2018 wijst uit dat maar liefst 70 procent van de Nederlanders vóór een bindend referendum is.
Als PVV zijn we altijd vóór zoveel mogelijk directe democratie, voor inspraak en invloed van onze burgers. In al onze verkiezingsprogramma’s zijn we daar van meet af aan duidelijk over geweest en ook dit jaar stellen we klip en klaar: de PVV wil een overheid die er voor haar burgers is – niet alleen voor hen die behoren tot de links-liberale elite. Met bestuurders die afgerekend kunnen worden op hun daden. De macht moet terug naar de Nederlander. Zo willen wij een gekozen burgemeester. En een laagdrempelig bindend correctief referendum.
Daarom is het voorliggende wetsvoorstel voor een bindend correctief referendum ook een stap in de goede richting. In eerste lezing voor de Grondwetswijziging hiertoe wordt ons dan ook gevraagd om een oordeel te geven over de wenselijkheid hiervan, het mag duidelijk zijn dat dit een zeer wenselijke stap is. Maar het zou uiteindelijk wel moeten gaan om een laagdrempelig correctief referendum. En helaas is de uitkomstdrempel met circa 40 procent bij dit wetsvoorstel nog uitermate hoog, als gevolg van een amendement van de ChristenUnie.
De kritiek – ook van de experts – op deze hoge uitkomstdrempel is zeer terecht. Het kan en mag niet de bedoeling zijn dat het bindend correctief referendum voor onze burgers praktisch onbruikbaar is. Maar tegelijkertijd is het niet wenselijk om dit als verwerpingsgrond te gebruiken voor dit wetsvoorstel als zodanig. Beter voorlopig een referendum met een hoge horde, dan helemaal geen referendum. Het is een eerste stap in de goede richting. En als een wetsvoorstel voor de kiezers zwaarwegend genoeg is, is de uitkomstdrempel ook niet absoluut onhaalbaar. Bijvoorbeeld bij het referendum over de Europese Grondwet in 2005 was er een opkomst van 63,3 procent van de kiesgerechtigden, ongeveer 7,7 miljoen kiezers. Daarvan stemde 61,6 procent tegen de EU-Grondwet, ongeveer 4,7 miljoen kiezers. Bij de voorgaande Tweede Kamerverkiezingen van 2003 was er een opkomst van 80 procent, met 9.654.475 geldige stemmen. De uitkomstdrempel zou dan op ongeveer 4,8 miljoen kiezers liggen, wat hiermee dus nét niet gehaald zou zijn volgens de regels van het voorliggende wetsvoorstel. Maar nu het er zo dicht bij lag, toont het ook aan dat deze uitkomstdrempel met enige democratische uitdaging wel gehaald kán worden, zolang de belangen voor de kiezers om een wet te verwerpen maar groot genoeg zijn. En ook in onder andere Nieuw-Zeeland is al gebleken dat dit een haalbare horde is, onder andere bij een referendum over een wetsvoorstel over de ‘corrigerende tik’. Daarom verdient deze wet – ondanks deze onnodig hoge uitkomstdrempel – een eerlijke kans, zodat onze burgers ook een democratische ‘corrigerende tik’ kunnen geven. En zodra de politieke verhoudingen zich daarvoor lenen – wellicht al na de komende Tweede Kamerverkiezingen – kunnen er nieuwe stappen worden gezet om eventuele aanpassingen te doen in dit kader. Nú net voor de TK-verkiezingen een novelle opstellen zou alleen maar voor onnodig oponthoud zorgen voor het héle wetgevingstraject.
Zeker wanneer er genoeg wetsvoorstellen zijn die burgers diep raken. Drammerige klimaatwetgeving, afpakken van aardgasaansluitingen, wetten die de massa-immigratie faciliteren, stikstofwetten, disproportionele aantasting van burgerlijke vrijheden, het politiek-correct ondermijnen van het vrije internet, social media en de vrije meningsuiting, etcetera, etcetera. Genoeg zaken die door links-liberale en eurofiele elites worden opgedrongen en die zwaarwegend genoeg zijn voor veel burgers om voor zulke wetgeving aan de democratische noodrem te trekken met een bindend correctief referendum. En mocht onverhoopt de formele uitkomstdrempel niet worden gehaald, dan is er in ieder geval een stevig signaal afgegeven aan de politiek. Bovendien legt de mogelijkheid van een eventueel referendum al de nodige druk aan de voorkant van het wetgevingsproces, om goed na te denken over de belangen van onze burgers.
Daarnaast regelt dit voorstel ook de mogelijkheid voor bindende correctieve referenda op decentraal niveau. Het is van wezenlijk belang dat burgers ook lokaal en provinciaal hun bestuurders kunnen terugfluiten met een referendum bij bijvoorbeeld raadsvoorstellen voor de bouw van moskeeën, vestigingen van AZC’s en de aanleg van windmolenparken. Nu worden burgers hierbij maar al te vaak keihard gepasseerd en verstoppen bestuurders zich achter vage afspraken in regionale energie-akkoorden of klimaatdoelstellingen. Of men wil alleen maar collectief deugen en durft geen enkel raadslid serieus bezwaar te maken tegen asielopvang of de vestiging van een moskee, uit politiek-correcte angst om voor racist of populist te worden uitgemaakt. Juist dan is het hard nodig dat burgers dit met een referendum kunnen corrigeren.
Tot slot: het kan en mag niet de bedoeling zijn dat van regeringszijde de referenda worden omzeild door veel zaken te verschuiven naar AMvB’s. Kan de minister aangeven in hoeverre dit voorkomen kan worden?
Tot zover in eerste termijn.

472 keer gelezen