donderdag, 03 december 2020 15:52

Eenmalige huurverlaging huurders met een lager inkomen

Bijdrage Alexander van Hattem

Voorzitter,

Hoe vaak horen we niet vanuit het kabinet “deze maatregel voeren wij uit, want dat moet nu eenmaal van Brussel”. Als er stalorders van de ongekozen Europese Commissie komen, springt het kabinet strak in het gelid en loopt voorop om slaafs de eurocratische nomenklatoera te gehoorzamen.Hoe anders is dit als dit kabinet een opdracht krijgt van onze eigen Nederlandse Eerste Kamer der Staten-Generaal. Dan legt deze minister botweg tot drie maal toe een motie naast zich neer en negeert daarbij bovendien zeer hautain een motie van afkeuring.

En dat is en blijft een schande voorzitter. De PVV-fractie had deze moties mede ingediend om onze huurders een steuntje in de rug te bieden, nu zij onder tien jaar Rutte geconfronteerd zijn met huurverhoging op huurverhoging, zelfs zo’n 26 procent in de sociale sector.

De motie voor een tijdelijke huurstop voor de sociale én de vrije sector, dan wel met maatregelen van vergelijkbare aard is met een beetje goede wil prima uitvoerbaar en heel hard nodig. Maar de minister blijft volharden in haar onwil: deze zijde van het Binnenhof is immers niet Brussel en zo haalt zij haar neus op voor deze Kamer.

Als klein doekje voor het bloeden kwam de minister met het vandaag voorliggend wetsvoorstel. Een eenmalige huurverlaging voor de huurders van een corporatiewoning met een lager inkomen. Van een algemene huurbevriezing in zowel de sociale als de vrije sector, zoals gevraagd in de moties, is hiermee geen sprake.

Het is en blijft zo een half leeg glas, en al zal de minister het als een half vol glas willen zien, het blijft slechts een half glas. Bovendien een glas wat voor de huurders die wel onder deze wet vallen ieder jaar leger wordt, omdat ze na de eenmalige huurverlaging weer onder het reguliere huurverhogingsregime zullen vallen.

De andere groepen huurders blijven hiermee in de kou staan. Er ontstaat een ongelijke positie tussen huurders van een corporatiewoning met een lager inkomen en vergelijkbare huurders in de vrije sector, bij particuliere of commerciële verhuurders.

Ook de Raad van State is uitermate kritisch hierover: “Dit leidt tot een arbitraire, ongelijke behandeling ten opzichte van huurders met een vergelijkbaar inkomen die niet voor de huurverlaging in aanmerking komen”, aldus de Raad van State die het voorstel om die reden problematisch acht en niet positief adviseert. De minister heeft zich van deze kritiek net zo weinig aangetrokken als van de moties.

Weliswaar noemt de minister enkele maatregelen, zoals de tijdelijke huurkorting, die huurders in de vrije sector of bij private verhuurders tegemoet zouden kunnen komen, maar die zijn niet vergelijkbaar met de huurverlaging bij corporatiewoningen. Zodoende blijft er een ongelijke behandeling bestaan.

En als de minister in het wetsvoorstel over gelijke behandeling spreekt, dan gaat ze enkel uit van het perspectief van de verhuurders. Omdat private verhuurders doorgaans geen beroep kunnen doen op de lagere verhuurdersheffing zou een generieke huurbevriezing niet kunnen. De minister weigert halsstarrig te zoeken naar een alternatief pad. Juist daarom is het noodzaak om alsnog uitvoering te geven aan de moties. Is de minister daartoe alsnog bereid?

De minister zegt eigenlijk nauwelijks betalingsproblemen te zien in de private huursector, want vaak hebben die huurders toch al een hoger inkomen. Maar het probleem is dat veel huurders al noodgedwongen particulier moeten huren, omdat de wachtlijsten te lang zijn.
Of omdat ze geen urgentie krijgen, zoals inwonende kinderen die bij het overlijden van de ouders de huur niet mogen overnemen, maar vaak – in tegenstelling tot statushouders - ook geen urgentie krijgen. Dat zoveel mensen al niet terecht kunnen in de sociale huur is al onevenredig.

Om de moties uit te kunnen voeren, moet de minister maar andere ambities bijstellen. Zo stelt de minister in de Memorie van Toelichting van deze wet dat een generieke huurbevriezing waar de Eerste Kamer om heeft verzocht niet het meest doelmatig en effectief is omdat “verhuurders tegelijkertijd voor een grote nieuwbouw- en verduurzamingsopgave staan”. Die verduurzamingsopgave is door de minister zelf opgelegd.
Onvoorstelbaar hoge kosten moeten worden gemaakt om aan de deugdwang van het Klimaatakkoord te voldoen, om wijken aardgasvrij te maken, om met nul-op-de-meter-maatregelen de bouwkosten voor woningen ongekend de hoogte in te jagen. Is de minister misschien bereid om die duurzaamheidsambitie te laten varen om de huren te kunnen verlagen?

En wat de nieuwbouwopgave betreft: jaarlijks komen er ongeveer 100.000 inwoners bij in Nederland, dat is een stad zo groot als Delft of Deventer. Daar is niet tegen op te bouwen, zeker niet als ook nog het land door Brusselse regels op slot zit door stikstof-gevoelige Natura2000 gebieden en alle open ruimte moet worden opgeofferd aan megawindparken en zonnevelden. Schaarsere grond zorgt voor hogere grondprijzen en daarmee – samen met de hogere bouwkosten – uiteindelijk ook voor hogere huurprijzen. En terwijl Nederland dus al propvol is, komt een groot deel van die bevolkingsgroei ook nog eens voort uit de onophoudelijke massa-immigratie.

Tijdens de afgelopen 10 jaar Rutte zijn er al 110.000 sociale huurwoningen met voorrang toegewezen aan statushouders. En het gaat maar door: komend jaar moeten 27000 statushouders een woning krijgen, zo heeft het kabinet al laten weten aan gemeenten en provincies. “Meer dan dubbel zoveel huizen voor statushouders in Zuidoost-Brabant” kopte het Eindhovens Dagblad op 24 november jl. en dat zal in andere regio’s niet veel anders zijn.

Minder wordt het niet, integendeel, momenteel is dit kabinet bezig om grootschalig asielzoekerscentra uit te breiden of te heropenen, zoals in Budel, Almere en Azelo. Overal honderden plekken extra, tegen alle afspraken met de omgeving in. Deze onophoudelijke vervangingsmigratie drukt op de woningmarkt en daarmee ook op de huurprijzen. En terwijl deze statushouders met voorrang worden gehuisvest, staan onze Nederlandse huurders jarenlang op steeds verder oplopende wachtlijsten.

Terwijl tegen alle afspraken in dus wel overal snel AZC’s uit de grond kunnen worden gestampt - regels of systemen kunnen dan snel wijken - voert de minister als drogreden aan de motie niet uit te kunnen voeren omdat de systemen van de Belastingdienst niet zo snel kunnen worden aangepast. De ambtelijke molens mogen blijkbaar niet zo snel malen als het onze Nederlandse huurders betreft.

Voorzitter, na alle huurstijgingen wil de PVV wel dat voor onze Nederlandse huurders het glas op een gelijkwaardige manier vol is. Daarom dienen we enkele moties in:

Dit kabinet is wel bereid om 330 miljoen euro per jaar te betalen voor het coronaherstelfonds van de EU, maar niet voor een generieke huurbevriezing voor onze huurders. Daarom een motie om van deze afdracht aan de EU af te zien en in te zetten voor het terugdraaien van de huurverhogingen en generieke huurverlagingen.

Ten tweede een motie om geen cent meer te investeren in asielzoekerscentra en de duurzaamheidsopgave en dit geld in te zetten voor het terugdraaien van huurverhogingen en generieke huurverlagingen.

Tot slot een motie om, gelet op de eerder aangenomen moties in deze Kamer, voor 1 januari 2021 met aanvullende maatregelen te komen om huurders in de vrije/private sector op een gelijkwaardige manier te compenseren als de huurders in de sociale sector die met deze wet een huurverlaging krijgen.

Hoewel het wetsvoorstel dus eigenlijk niet ver genoeg gaat, zullen we het wel steunen om in ieder geval een deel van onze huurders enigszins te kunnen compenseren.

530 keer gelezen