dinsdag, 12 juni 2018 14:59

Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding

Vz, eindelijk behandelt vandaag deze Kamer de Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding, waarmee de laatste stap kan worden gezet in het wetgevingsproces. Dit wetsvoorstel kent immers een lange voorgeschiedenis, een véél te lange voorgeschiedenis, in een tijd waarin islamisering in een steeds hoger tempo plaatsvindt.

Het was al in 2005 dat door de Tweede Kamer de motie-Wilders werd aangenomen om het openbaar gebruik van de burka in Nederland te verbieden. Het toenmalig kabinet kwam in 2006 niet verder dan een onderzoek naar de mogelijkheden van een boerkaverbod. In dit onderzoek werden verschillende varianten uiteen gezet, waarbij de strekking van het thans voorliggende wetsvoorstel overeenkomt met de minst verstrekkende variant: een algemeen verbod voor alle gezichtsbedekkende kleding op specifieke plaatsen.

In de tussenliggende jaren is door opeenvolgende kabinetten en in verschillende varianten een voornemen geuit voor een verbod op burka’s en/of gezichtsbedekkende kleding, maar dit heeft tot op heden niet geleid tot concrete wetgeving. Tevens dienden Geert Wilders en Sietse Fritsma namens de PVV-fractie in 2007 een initiatiefwet in om een burka- en nikabverbod in te voeren. In deze initiatiefwet is uitgebreid beschreven waarom het noodzakelijk is voor een democratische rechtsstaat om burka’s en nikabs op openbare plaatsen te verbieden. In essentie werden de volgende kernargumenten genoemd:
– De burka of nikab staan haaks op de moderniteit, het is een uiting van afwijzing van de Westerse kernwaarden en kernnormen, waaronder de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen. Ongeacht of het gedwongen of vrijwillig gedragen wordt is het een symbool van vrouwenonderdrukking, die een ondergeschikte rol van vrouwen ten opzichte van mannen symboliseert.
– De burka of nikab belemmert de emancipatie en integratie van vrouwen in de Nederlandse samenleving. Deelname aan het maatschappelijk leven wordt er ernstig door bemoeilijkt, er is kleinere kans op scholing en een baan, met meer kans op afhankelijkheid van een uitkering.
– De boerka of nikab leveren een ongewenst veiligheidsrisico op. Het vermindert het gevoel van veiligheid van burgers en ontneemt onder andere het effect van het gebruik van veiligheidscamera’s.
Ook worden voorbeelden genoemd van het gebruik van de burka als vermomming bij terreur en criminaliteit: een van de verdachten van de terreuraanslagen in Londen in 2005 probeerde gekleed in burka de stad te ontvluchten en in 2007 werd in Sarajevo een bank overvallen door twee mannen gekleed in een burka.
– Verder worden als argumenten genoemd dat een verbod de sociale druk vanuit de omgeving op moslimvrouwen om een burka of nikab te dragen kan worden weggenomen en zal het de problemen met interpersoonlijke communicatie wegnemen.

Deze argumenten hebben na ruim 10 jaar niets aan kracht ingeboet, integendeel. Overigens gaf de Raad van State destijds in reactie op deze PVV-initiatiefwet al aan het standpunt te delen dat het dragen van gezichtsbedekkende kleding, ook als de keuze daarvoor berust op de vrije wil van de draagster, onderling contact en communicatie bemoeilijkt en het dragen van een burka of nikab in zoverre een belemmering vormt voor een open relatie tussen de draagster en haar omgeving. Ook deelde de Raad van State de mening dat gezichtsbedekking door een burka een veiligheidsrisico oplevert, in het bijzonder vanwege de onherkenbaarheid van de persoon die deze draagt.

Deze elementen komen ook terug als onderbouwing voor het voorliggende wetsvoorstel, wat met haar algemene karakter en beperking tot specifieke plaatsen weliswaar een compromis is, maar desalniettemin een zeer noodzakelijke stap.

Dusdanig noodzakelijk dat het kabinet dit wetsvoorstel als spoedeisend had aangemerkt. Opmerkelijk is dan ook dat de minister maar liefst ruim negen maanden nodig had om met een nadere memorie van antwoord te komen, op enkele vragen van een klein aantal fracties. Waarom moest deze beantwoording van slechts vier en half kantje zo lang duren, terwijl het wetsvoorstel spoedeisend is, horen we graag van de minister.

In de tijd die nodig was om tot deze beantwoording te kunnen komen hebben intussen weer verschillende gebeurtenissen in de wereld plaatsgevonden die illustreren waarom een burkaverbod noodzakelijk is. Enkele voorbeelden: juli afgelopen jaar verscheen het bericht dat een zelfmoordterrorist – een man - gehuld in een nikab zichzelf had opgeblazen in de Iraakse hoofdstad Bagdad, met 14 doden en 20 gewonden tot gevolg. Afgelopen december drongen vijf in burka’s gehulde mannen een overheidsgebouw in Pakistan binnen en pleegden daar een terreuraanval met automatische wapens waarbij 9 doden en 35 gewonden vielen. In het Australische Melbourne was het tot twee keer toe raak: in augustus overviel een vrouw in een burka een Subway broodjeszaak met een groot mes en afgelopen februari werd een 56-jarige man in zijn slaap neergestoken door een Bengaalse vrouw in een burka, die zich voor deze terreurdaad door IS had laten inspireren.

Ook in Europa zijn de nodige voorbeelden van islamitische terreur en geweld waarbij burka’s en nikabs een rol speelden. Ik noemde al de terreurverdachte van de aanslagen in Londen in 2005. In 2006 ontsnapte opnieuw een Britse terreurverdachte in een burka en in 2012 herhaalde dit tafereel zich: de Somalische terreurverdachte Mohammed Ahmed Mohamed, verdacht van betrokkenheid bij het terreurnetwerk van Al-Shabaab, wist zich in een moskee te ontdoen van zijn elektronisch enkelbandje en in een burka te ontsnappen. Een ander voorbeeld, er zijn er ongetwijfeld nog meer te vinden, voltrok zich vorig jaar maart in het Franse Dijon, waar een vrouw in een burka mensen op straat, in winkels en in een kathedraal met een groot mes bedreigde.

Niet voor niets stellen steeds meer landen een burkaverbod in. In Frankrijk, België, Oostenrijk, Bulgarije en het Zwitserse kanton Ticino is al een verbod op het dragen van een burka van kracht en diverse andere landen, zoals Italië, Spanje en Duitsland namen beperkende maatregelen. En afgelopen week besloot ook Denemarken tot een burkaverbod. Het Deense verbod strekt zich ook tot de openbare weg. Aangezien diverse Europese landen wel een verbod hebben kunnen invoeren wat geldt voor de openbare ruimte, en daarmee juridisch haalbaar is, kan de minister aangeven waarom Nederland deze stap nog niet wil zetten? Is zij bereid om hier alsnog toe over te gaan?

Zelfs in een aantal grotendeels islamitische landen in Afrika is besloten tot een burkaverbod, of hebben het in overweging, zoals Kameroen, Tsjaad en Senegal. Deze regio ondervindt de islamitische terreur van Boko Haram aan den lijve. Zo vonden in Tsjaad minstens 27 mensen de dood toen 2 zelfmoordterroristen gekleed in burka’s zichzelf opbliezen. En zelfs Marokko heeft om veiligheidsredenen besloten de fabricage en verkoop van burka’s te verbieden.

Terwijl in Marokko deze maatregelen worden genomen, dragen Marokkaanse moslims in Nederland ondertussen steeds fanatieker de islamitische ideologie uit. Uit het afgelopen week verschenen SCP-rapport blijkt onder andere dat Marokkaanse moslima’s steeds vaker lichaamsbedekkende kleding dragen: 78 procent nu ten opzichte van 64 procent tien jaar geleden, waarbij ook bij de jongere generaties een toename te zien is. Volgens het rapport doet een groot deel dit omdat zij dit zien als een islamitisch voorschrift, vanwege de regels uit de koran over het bedekken van delen van het lichaam. Ook stelt het rapport dat dit kan functioneren als een identity marker, “een statement van moslima’s naar de buitenwereld toe over hun moslim zijn”.
Hoogleraar sociologie Ruud Koopmans stelde eerder al dat het dragen van een sluier de beste voorspeller is van moslimfundamentalisme. “Als tolerante Nederlanders zijn we geneigd te denken dat de sluier een onschuldig lapje stof is. Dat klopt niet.” aldus Koopmans, die becijferd heeft dat 55 procent van de stellen waarvan de vrouw een sluier draagt fundamentalistisch,is.

Het signaal door met een burka of een nikab het gezicht naar de buitenwereld toe als ‘identity marker’ te bedekken is een signaal van het accepteren en faciliteren van vrouwenonderdrukking en sociale druk binnen een gemeenschap en leefomgeving. En daarmee  een islamitische middelvinger naar onze Westerse samenleving.

Desondanks leven sommige partijen in deze kamer nog in de kwalijk naïeve gedachte dat het dragen van een burka staat voor vrijheid. In de schriftelijke rondes stelden met name het CDA, D66 en Groenlinks de vraag of dit verbod zwaarder diende te wegen dan “de vrijheid van godsdienst”. Vrijheid van vrouwenonderdrukking zou een betere term zijn.
De PvdA maakt het nog bonter door zich expliciet druk te maken over de “vrijheid van kleine groep die gezichtsbedekkende kleding draagt te beperken”. Welke vrijheid? En hoezeer wordt de vrijheid van onze Westerse samenleving niet beperkt door deze islamisering?

De islamitische actiegroep ‘Blijf van mijn nikab af!” heeft blijkbaar een gewillig oor gevonden bij deze partijen. In januari 2017 stuurde deze actiegroep namens de islamitische gemeenschap in Nederland een gezamenlijke verklaring die zich uitsprak tegen voorliggend wetsvoorstel. Deze brief was onder meer ondertekend door een hele stoet beruchte salafisten en salafistische organisaties als Sheikh Fawaz Jneid, Imam Abdul-Jabbar van de Ven, Arnoud van Doorn, de Haagse As Soennah moskee, Stichting Waqf en de Eindhovense Al Fourqaan moskee, maar evengoed door allerlei moskeeën die door lokale overheden op handen gedragen worden, zoals de Samenwerking Moskeebesturen Brabant en Zeeland (SMBZ):

-El-Feth Moskee, Tilburg
-Moskee Arrahman, Breda
-Moskee Assalaam, Zundert
-Moskee At-Taqwa, Etten-Leur
-Marokkaans Islamitisch Centrum, Roosendaal
-Moskee El Feth, Bergen op Zoom
-Stichting Arrahman Moskee, Goes
-Stichting Touba Moskee, Vlissingen
-Stichting Moskee Almohsinin, Oosterhout
-Stichting Al Rahman Moskee, Middelburg

Evenals:
Essalam Islamic Cultural Centre Rotterdam (ICC Essalam)
De Blauwe Moskee, Amsterdam
Etcetera, etcetera.
Leest u de brief nog maar eens na. Wat zegt dit over al deze organisaties en moskeeën: salafistisch of niet, ze streven allemaal dezelfde islam na. Dezelfde islamisering die onze samenleving bedreigt en die deïslamisering noodzakelijk maakt. De burka en de nikab worden in brede islamitische kring als gemeengoed gezien. De vraag aan de minister is of hoe zij tegen zo’n gezamenlijke oproep aankijkt van de islamitische gemeenschap, wat zegt dit over deze gemeenschap?

Ondertussen is het de VVD fractie in deze kamer die in de schriftelijke ronde de vraag stelde of in plaats van dit verbod op gezichtsbedekkende kleding de “geleidelijke weg van integratie” niet beter zou zijn. Welke geleidelijke weg? Juist die vorm van integratie is de afgelopen tientallen jaren faliekant mislukt, in welk sprookje gelooft de VVD nog? De islamisering gaat in hoog tempo door en de islam integreert niet. De islam zal zich nooit aanpassen aan andere samenlevingen, enkel andere samenlevingen aanpassen aan de islam.
Om dat te illustreren het volgende voorbeeld: in 2015 weigerde een buschauffeur van Arriva op de lijn van Oosterhout naar Tilburg een vrouw met een boerka mee te nemen in de bus. Een soortgelijk geval deed zich een jaar eerder ook al voor in Lelystad. In plaats van op te komen voor de eigen chauffeurs, vond Arriva het nodig om met de chauffeur in gesprek te gaan en excuses aan te bieden. Dit buigen voor islamisering, maakt juist deze wet noodzakelijk. Zodat buschauffeurs weten waar zij aan toe zijn en het recht aan hún kant hebben staan.

Het wetsvoorstel is onderbouwd met een uitgebreide motivering inzake internationale verdragen. Er is geen enkele reden om op die gronden van dit wetsvoorstel af te zien. Bovendien is van een absolute vrijheid ten aanzien van het dragen van kleding in het openbaar al geen sprake, naast beperkingen in plaatselijke verordeningen bestaat al 85 jaar lang artikel 435a Wetboek van Strafrecht, een verbod op onder meer in het openbaar dragen van kledingstukken, welke uitdrukking zijn van een bepaald staatkundig streven. Beter bekend als het uniformverbod, maar wat zich volgens de memorie van toelichting niet beperkt tot uniformen. Toenmalig minister Van Schaik stelde in de memorie van toelichting, ik citeer: “Kleedingstukken” is zoo algemeen mogelijk. Niet noodzakelijk is dus, dat uniformen of onderdeelen van uniformen worden gedragen. Ook gewone kledingstukken, zwarte of bruine overhemden, hooge hoeden bij gelegenheden, waarbij deze niet door het gebruik zijn voorgeschreven, of bijv. zelfs geheel gelijke kostuums, kunnen kenmerk zijn van een bepaald staatkundig streven en als zoodanig onder de strafbepaling vallen.”
Aangezien de burka of nikab, ook staat voor het staatkundige streven van de islamitische ideologie, van de sharia als staatsvorm, zou het dragen van deze kledingstukken ook onder deze strafbepaling kunnen vallen. Kan de minister aangeven of zij toepassing van deze strafbepaling ook toepasbaar acht voor het dragen van burka’s en nikabs op de openbare weg, naast de toepassing van voorliggend wetsvoorstel voor specifieke plaatsen?
Voorzitter, tot slot. Als voorliggend wetsvoorstel wordt aangenomen, is snelle invoering noodzaak. Kan de minister aangeven op welke termijn zij de wet in werking wil laten treden?
Tot zover in eerste termijn.

857 keer gelezen