dinsdag, 13 juni 2017 17:05

Debat 13 juni 2017 over het wetsvoorstel 34 584

Voorzitter,

In tijden van grote verandering is het de kunst om bij confrontatie met urgent maatschappelijke problemen, niet te vervallen in snelle en weinig doordachte reflexen. Het is beter, zo niet noodzakelijk, om eerst altijd goed na te denken over de functievervulling van het recht, waar het gaat om begrippen als ordening, regulering en sturing. Daarvan komt vaak weinig terecht of de inzet van het recht levert zelfs onbedoelde of averechtse effecten op. Het idee van functionaliteit (een goede sociale ordening) verdwijnt daarmee naar de achtergrond. In dit geval zou het gaan om het scheppen van een soort normatief kader om op basis van gedeelde waarden en opvattingen, nieuwkomers te bewegen om als eigentijdse burger actief deel te nemen aan onze maatschappij. De gedachte van sociale cohesie is daarbij leidend.

Voorzitter, ik zeg weinig nieuws als ik vertel dat de urgentie op dit brede dossier in de afgelopen jaren torenhoog geworden. Het maatschappelijk debat wordt er door gedomineerd. Recent constateerde het bureau Motivaction dat bijna de helft van alle Nederlanders een halt wil toeroepen aan immigratie uit Islamitische landen. Een onderzoek van Chatham House leverde overigens vergelijkbare resultaten voor 10 andere Europese landen. Uiteraard gaat het hier om de categorie “foute populisten”. Dat deze verwerpelijke groep niet alleen staat, wil ik toch nog even hier illustreren. Zo gaf de VVD al in 2010 aan dat het van belang is “de nieuwe instroom van kansarme migranten zo klein mogelijk te houden. Anders gaat het de spankracht van onze samenleving te boven”. CDA idem dito. En dan de PvdA in haar beginselmanifest van 2005 waarin gepleit wordt voor een “selectieve migratie, omdat geen enkele maatschappij een ongelimiteerd absorptievermogen heeft”. Woorden die door de heer Aboutaleb recent nog maar eens zijn aangescherpt, maar nog niet ten volle gedeeld worden binnen die partij.

En niet voor niks wezen SER, WRR en SCP dit kabinet al jaren op het feit dat het huidig beleid tot “non-participatie en verminderde maatschappelijke samenhang” leidt. Dat beleid –voor zover daar sprake van is- heeft weinig tot niets geholpen. De forse toename van het aantal statushouders in de afgelopen twee jaar tot ver over de 70.000 heeft de geschetste problematiek nog verder vergroot, zo niet tot onbeheersbare hoogten opgedreven.

De beleidsopgave lijkt ook voor een nieuw te vormen kabinet onoverkoombaar, gevangen in een vrijwel onmogelijke opgave om enerzijds de instroom en de kosten van asielmigratie te beteugelen en anderzijds integratie vorm te geven. Illustratief Voor deze onmacht is dat de kosten van de bijstand van de categorie asielzoekers inmiddels geëxplodeerd zijn. Het manifesteert de permanente kramp van het kabinet. En alle mogelijke gesprekken of “pre-verkenningen” voor een nieuw kabinet, dat iets meer daadkracht zou moeten vertonen dan het huidige, laat weinig hoop zien. De verdeeldheid is te groot. En een zoveelste polderoplossing zal naar verwachting weinig soelaas bieden.

Voorzitter, als er geen controle is op toelating dan kun je integreren wat je wilt. En als er geen grenzen zijn, is de “sky the limit”.

De grote vraag is dan ook hoe dit beperkte wetsvoorstel in dit licht beoordeeld kan worden. Allereerst is op te merken dat de benaming “participatieverklaring” (voorheen zelfs nog eufemistischer betiteld als “participatiecontract”) al sinds invoering van de ongelukkige Participatiewet per medio 2014 een achterhaald begrip is; de introductie van de misplaatste term “participatiesamenleving” diende destijds als gelegenheidsargumentatie om de onderkant van de samenleving drastisch te saneren met als enig doel een kale bezuiniging van 1,8 mld. Dit in plaats van het gepretendeerde doel “zoveel mogelijk mensen aan het werk” te helpen. Waarom dit lege en achterhaalde begrip nog steeds gehanteerd wordt, is kennelijk bij ontbreken van een echt inhoudelijke conceptuele benadering.

De participatieverklaring is –aldus de stukken- een verplicht nieuw onderdeel van het inburgeringstraject in het bredere kader van de wet Inburgering. Het gaat daarbij om twee elementen, een kennismaking met de Nederlandse kernwaarden en de ondertekening van de verklaring. Toevoeging van zo’n nieuw onderdeel roept twee vragen op. Namelijk of het bestaande traject van inburgering niet volledig is of minder goed functioneert/verbetering behoeft en anderzijds of dit nieuwe aspect in dat geval een toegevoegde waarde kan hebben.

Wat het eerste betreft kan geconstateerd worden dat het huidig inburgeringsbeleid (wet Inburgering 2013) op vele fronten ernstig tekort schiet. De Algemene Rekenkamer was daar begin dit jaar heel duidelijk over : de eigen verantwoordelijkheid werkt in de praktijk niet; de kwaliteit van de inburgeringscursus is door mislukte marktwerking geïmplodeerd en wordt niet getoetst; het slagingspercentage (2013) is gehalveerd tot 39% en het taalniveau veel lager; sancties hebben geen effect en zijn niet uitvoerbaar. Gevolg : aanzienlijk minder inburgering, nauwelijks kans op werk en een verdere nagenoeg onoverbrugbare vergroting van de kloof met de toch al moeizame arbeidsmarkt. Kosten in 2015 : 43 mln. Kortom een enkele reis richting UWV.

Voorzitter, het is niet alleen het beleid dat –zoals blijkt- tamelijk gemankeerd is, de uitvoering blijft daar helaas niet bij achter. Zo is recent bekend geworden dat de IND op een knullige wijze de slagingspercentages heeft weten te flatteren : 3000 vrijstellingen. Geen enkele regie, geen coördinatie, geen toetsing en ook nog een foute uitvoering. De urgentie wordt niet gevoeld. Een urgentie die door de WRR nog in december 2015 werd benadrukt in de policy brief nr. 4 met onthutsende conclusies over tekortschietend beleid. Ook dat was al geen reden voor dit kabinet om enige actie te ondernemen. En de laconieke brief van ss Dijkhoff van 1 juni jl. is een treurige illustratie van dit gebrek aan urgentie.

Je zou zeggen : tijd voor een grondige evaluatie van het huidig inburgeringsbeleid of wat daar voor door gaat, alvorens een wrakkig bouwwerk verder op te tuigen. Helaas, niets is minder waar. De evaluatie van de Wet inburgering zal pas verschijnen in het voorjaar van 2018. Als mosterd na de maaltijd. Dat er op voorhand al een analyse van de inburgeringsresultaten is gehouden en maatregelen zijn genomen of nog zullen worden genomen, lijkt sterk op paniekvoetbal om de gemoederen wat te sussen. Vraag is wat de waarde is van de maatregelen als opgesomd in de memorie van antwoord dd. 8 mei 2017? Ze ogen als lapmiddelen. Hoe vallen slecht beleid en uitvoering überhaupt nog te repareren? Het is de bekende instrumentele regelreflex, die het voeren van een fundamentele discussie op voorhand blokkeert. Zoals de minister aangeeft, is dat “meer iets voor een formatie”.

Tot zover het beleid en de uitvoering, beter gezegd de mankementen daarvan en het volkomen gebrek aan regie. Nu een blik op de verklaring die voorligt. Primaire vraag is wat nu precies het doel is achter de verklaring. Wat is de toegevoegde waarde in het al bestaande inburgeringstraject? Het bieden van een “nieuw vast moment in een doorlopende leerlijn over de Nederlandse kernwaarden” is een wel heel beperkte aanvulling temeer in het huidige pakket al een cursus normen en waarden is opgenomen. Overlap dus. Het “nogmaals benadrukken van onze normen en waarden” zoals de minister stelde, bevestigt deze conclusie alleen maar. Een wel heel magere basis voor een wetsvoorstel. Dat laat onverlet dat de PVV er voor is dat men de taal leert en onze kernwaarden onderschrijft.

Het selectieve positieve beeld van het kabinet, als zou volgen uit een evaluatie van de pilot participatieverklaring wordt juist tegengesproken door de kritische observaties in hetzelfde rapport van Regioplan : de ambitie van de verklaring is beperkt tot hooguit attenderen en informeren; er is gerede twijfel over de effecten op integratie en participatie. Het karakter is te vrijblijvend : een aantal nieuwkomers gaat niet eens op de uitnodiging in. Een eenmalige bijeenkomst met aanbieding en feestelijke –overigens ook nog eenzijdige- ondertekening van de zg. “waardenmodule” werd wel erg beperkt geacht.

En waarom is later de doelgroep terug gebracht tot de categorie nieuwkomers en familie en zijn de Europese en Turkse niet-inburgeringsplichtige migranten niet meegenomen? Denkt de minister soms echt dat deze groepen onze kernwaarden automatisch onderschrijven, laat staan verinnerlijken? Dat de realiteit een andere is hebben we meermaals mogen ervaren. Voorbeelden te over.

De verklaring zelf pretendeert een opsomming van onze nationale waarden en bijbehorende spelregels te zijn. Het geheel blijft echter steken in een vrijblijvende vage opsomming verpakt in de uitnodigende taal van de maakbare samenlevingsmaatschappij. Te interpreteren naar eigen believen. Denkt de minister nu echt dat met deze teksten nieuwkomers met een totaal andere achtergrond in volle overtuiging onze samenleving zullen omarmen? Denkt de minister dat voor actieve participatie een papiertje nodig is? Is het niet gewoon zo dat in de praktijk iedereen simpelweg tekent om zo de boete te ontlopen? En denkt, zoek het maar uit? Is het niet juist andersom nl. dat iedereen die hierheen komt, geacht moet worden onze waarden te erkennen en na te leven? En zo niet, in de terminologie van een bekend VVD’r kan “oppleuren”?

Voorzitter, de Nederlandse orde van advocaten stelt terecht dat de zogenoemde “kernwaarden” vaag geformuleerd zijn en de verklaring zo niet bijdraagt aan integratie. Waar staat onder meer dat de links ideologische term “solidariteit” een kernwaarde of wettelijke plicht is? Het geheel is een tamelijk willekeurig samenraapsel van selectieve begrippen. Dat er in de TK een amendement is aangenomen waarin staat dat een wijziging van de tekst van de verklaring altijd aan beide kamers moet worden aangeboden, is in deze context compleet ridicuul. Het roept de rare suggestie op dat kernwaarden flexibel zijn.

Een ander punt is dat de verklaring ondertekend moet worden aan het begin van het toelatingstraject en men dan de Nederlandse taal niet machtig is. De brochure “Kernwaarden” moet dan even op een middag worden doorgenomen. De mensen die het betreft, hebben dan al geen enkele notie wat ze precies ondertekenen. De vrijblijvendheid wordt nog eens extra onderstreept door te stellen dat “niet vereist kan worden dat de Nederlandse kernwaarden verinnerlijkt worden”, waarmee het laatste restje toegevoegde waarde ook nog even onderuit wordt gehaald.

Even veelzeggend voor de waardering van de verklaring is dat gemeenten het invullen van de inleiding kernwaarden zelf vormgeven door deze “te laten aansluiten bij lokale behoeften”. Een verdere afvlakking van de toch al gratuite tekst, ligt in de rede. Wat moet men zich hier bij voorstellen? Ligt hier de grotere rol voor de gemeenten bij de maatschappelijke begeleiding als nieuw element in het inburgeringstraject? In dit kader moet helaas opgemerkt worden dat enerzijds de uitwerking van dat element vaag is en weinig nieuws bevat, en anderzijds ook hier de beleidsvrijheid erg ruim is. Het zicht op de toch al diffuse decentrale uitvoering in het sociaal domein wordt daarmee nog slechter. Dat geldt ook voor de inzet van de 2.370 euro voor de begeleiding van iedere inburgeringsplichtige.

Voorzitter, genoeg gezegd over een ogenschijnlijk beperkt wetsvoorstel. Dat de context groter is en aanzienlijk problematischer mag duidelijk zijn.

Wij wachten de reactie van de minister af.

 

Dank u voorzitter.

480 keer gelezen