dinsdag, 29 september 2015 12:20

Kwaliteit, klachten en geschillen zorg

Bijdrage Alexander van Hattem

Vz,

Allereerst, dit wetsvoorstel spreekt wat zuinigjes over “goede zorg” en stelt daar een definitie voor. Dit zijn uiteraard basisvereisten, maar wat de PVV betreft moet de lat hoger worden gelegd dan de basis: “excellente zorg” zou voor onze patiënten altijd het doel moeten zijn. Desalniettemin kunnen we met deze wet een stap in die richting zetten.

Dat de behandeling van deze wet over het zomerreces is heen getild, betekent niet dat de invoering van deze wetgeving niet urgent is, integendeel. Het is hoog tijd om patiënten meer zekerheid en duidelijkheid te bieden bij klachten en medische fouten.

De doelen van deze wet moeten goed verankerd worden, in de nadere memorie van antwoord van 27 maart 2015 somt de minister op waarvoor deze wet van belang is:

  1. het de-escaleren en dejuridiseren bij klachten van cliënten;
  2. het aanpakken van excessen in de cosmetische sector;
  3. het zo veel mogelijk voorkomen dat zorgverleners die wegens ernstig disfunctioneren zijn ontslagen, zomaar elders weer aan de slag gaan;
  4. de aanscherping van de kwaliteitseisen die nodig zijn om kwalitatief slechte of ondoelmatige zorg te weren en aan te pakken;
  5. de positie van zzp’ers in de zorg.

Vz, bij al deze doelen zijn de afgelopen jaren genoeg voorbeelden, vaak schrijnende voorbeelden, voorbij gekomen over hoe het mis kan lopen, hoe patiënten onnodig in de knel bleven zitten na medische fouten of klachten die onbevredigend werden opgelost. Ook voor de zorgverleners is het belangrijk om hiermee duidelijkheid te scheppen, zodat ze in een open houding richting cliënten laagdrempelig kunnen overleggen over een adequate oplossing of in een helder traject stappen richting een financiële vergoeding. De gecompliceerde en kostbare stap naar de civiele rechter is met dit voorstel ook geen noodzaak meer. De PVV kan de uitgangspunten van dit wetsvoorstel dan ook zeker onderschrijven.

Vz, in de schriftelijke behandeling van dit voorstel in deze kamer heeft onze fractie de minister gevraagd naar de stand van zaken van de aanpassingen van de Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst, ten aanzien van het recht op inzage in, danwel afschrift van het medisch dossier voor nabestaanden. De minister heeft toen aangegeven dat de regering voornemens is om de Wgbo op een aantal punten aan te passen en dat het wetsvoorstel dat daartoe strekt in de tweede helft van 2015 aan de Tweede Kamer zal worden aangeboden. Inmiddels zitten we in de tweede helft van dit jaar en mijn vraag aan de minister is wat de huidige stand van zaken is, graag een reactie hierop.

Vz, verder zou ik vandaag willen stilstaan bij enkele punten van uitvoerbaarheid van de Wkkgz.

In het wetsvoorstel is geen aandacht geschonken aan mogelijkheden om het misbruik van het klachtrecht te kunnen beperken. Er kunnen zich situaties voordoen waarbij veelvuldig ongefundeerde of disproportionele klachten tegen zorgverleners worden ingediend. Dit kan tot gevolg hebben dat zorgverleners steeds mogelijk onnodig gehoord moeten worden en zich moeten verantwoorden en hierdoor belemmerd worden in hun zorgverlenende werkzaamheden. Uiteindelijk zijn patiënten hier ook niet bij gebaat. Welke mogelijkheden ziet de minister om hier bij de uitvoering van deze wet adequaat mee om te kunnen gaan? Graag een reactie van de minister.

Vz, artikel 5 van het wetsvoorstel spreekt over het kwaliteitsniveau van de zorg. In de nadere toelichting  uit 2013 stelt de minister dat er in dit wetsvoorstel van wordt uitgegaan dat “in het veld voldoende duidelijkheid en consensus bestaat over de vraag hoe binnen de verschillende zorgsectoren het werk in grote lijnen georganiseerd moet worden en welke inzet van mensen en middelen nodig is om goede zorg te kunnen verlenen”. Deze stelling roept de vraag aan de minister op of met de huidige bezuinigingen in de zorgsector er nog wel sprake is van voldoende duidelijkheid en consensus over de inzet van mensen en middelen om goede zorg te kunnen verlenen. Zijn die mensen en middelen inmiddels niet wegbezuinigd? Graag een reactie van de minister.

Vz, dan artikel 6 sub a van het wetsvoorstel. Dit artikel bepaalt dat de zorgaanbieder er zorg voor moet dragen dat “geestelijke verzorging beschikbaar is, die zoveel mogelijk aansluit bij de godsdienst of levensovertuiging van de cliënt”.

Deze bepaling roept de vraag op hoe hier in de praktijk moet worden omgegaan met “zoveel mogelijk”. Kan een patiënt bijvoorbeeld van een zorgaanbieder eisen dat een streng salafistische imam beschikbaar moet zijn? Moet van een zorgaanbieder worden verwacht hieraan mee te werken? Kan de minister daarover duidelijkheid verschaffen? Graag een reactie.

Ook sub b van artikel 6 roept vragen op. Kan de bepaling dat de zorgaanbieder er zorg voor draagt dat “onderzoek wordt gedaan naar de leefwensen van de betrokken cliënten” ook betekenen dat onderzoek moet worden gedaan naar islamitische leefwensen, zoals gescheiden ruimtes voor mannen en vrouwen of het aanbieden van halal-maaltijden? Kan de minister aangeven of het islamiseren van onze zorginstellingen kan worden uitgesloten van deze bepaling? Graag een reactie.

Vz, in artikel 8 van het wetsvoorstel is sprake van een meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling. In de nota van toelichting  is hierbij opgemerkt dat de minister voornemens is om in een AmvB specifiek aandacht te besteden aan bijzondere vormen van geweld, zoals vrouwelijke genitale verminking en eergerelateerd geweld. Daarbij wordt gesteld dat de culturele aspecten een grote rol spelen. Opvallend is dat het woord islam niet één keer valt, terwijl het hier toch duidelijk een probleem van de islamitische cultuur betreft. Wat zorgwekkend is, is het uitgangspunt dat een “directe aanpak” niet wenselijk is, ik citeer:

“Eerst zijn meer indirecte en op bemiddeling gerichte interventies aangewezen”.

Vrouwenverminking en eerwraak komen voort uit de islam, hoe naïef en absurd is het om te denken dat  “bemiddeling” daar iets aan kan veranderen? De verantwoordelijken voor deze barbaarsheid moeten direct hard worden aangepakt en de slachtoffers moeten adequaat beschermd worden. Kan de minister aangeven hoe zij hiermee in het AmvB wil omgaan? Graag een reactie.

Vz, terug naar artikel 7 dat stelt regels voor het bewaken van de kwaliteit van de zorg. Vanuit het belang van de patiënt gezien is dit in beginsel een goed uitgangspunt, maar in de uitvoering moet het niet averechts gaan werken. In lid 2 van dit artikel is onder andere bepaald: “het op systematische wijze verzamelen en registreren van gegevens betreffende de kwaliteit van de zorg op zodanige wijze dat de gegevens voor eenieder vergelijkbaar zijn met gegevens van andere zorgaanbieders van dezelfde categorie”. Vervolgens moeten deze gegevens op systematische wijze getoetst worden of de wijze van uitvoering leidt tot goede zorg.

Het is goed om ten aanzien van de kwaliteit de vinger aan de pols te houden, maar voorkomen moet worden dat dit in de uitvoering doorslaat in de verkeerde richting, bijvoorbeeld door overbureaucratisering of het aanstellen van dure kwaliteitsmanagers. Dergelijke maatregelen kunnen juist weer ten koste gaan van de aandacht en de zorg voor de patiënt. Hoe ziet de minister er in de uitvoering op toe dat deze averechtse effecten kunnen optreden? Graag een reactie.

In de nadere toelichting bij dit artikel 7 wordt ook ten aanzien van het register gesproken over “om op basis van geaggregeerde aantallen over geleverde prestaties verantwoording af te leggen”.  Bij het verantwoorden over zulke abstracte aantallen bestaan risico's van een verkeerde interpretatie als bepaalde factoren niet goed worden meegewogen. Zo willen bijvoorbeeld sterftecijfers niet altijd iets zeggen over de kwaliteit van de zorgaanbieder. In dit kader wil ik graag illustreren met een citaat van wijlen professor Bob Smalhout, die zich tientallen jaren intensief bezighield met de problematiek van medische fouten:

“managers houden van cijfers, getallen en statistieken, omdat dat voor hen, meestal geheel ten onrechte, een maatstaf voor kwaliteit is. In dit systeem schuilt echter een groot gevaar. In de niet te onderdrukken drang naar zelfverheerlijking zullen voortaan ziekenhuizen de neiging ontwikkelen hun sterftecijfers zo laag mogelijk te houden. Dat kunnen ze doen door geen hoogrisicopatiënten op te nemen en ook zieke bejaarden zo veel mogelijk naar andere ziekenhuizen te verwijzen.”

De vraag aan de minister is of zij deze risico's bij de uitvoering ook ziet en hoe dit voorkomen kan worden. Graag een reactie.

Voorzitter, tot slot. Los van deze kanttekeningen over de uitvoering van het wetsvoorstel, waarvan we met belangstelling uitkijken naar de beantwoording door de minister, is de PVV fractie van mening dat de beoogde doelen om de positie van de patiënt te verbeteren hard nodig zijn. We hopen dan ook dat de implementatie van deze wet snel en adequaat door de sector zal worden opgepakt.

***

Tweede termijn:

Dank aan de minister voor de uitgebreide en verhelderende beantwoording.

Gisteren bracht Patiëntenfederatie NPCF het bericht naar buiten dat bijna de helft van de mensen wel eens te maken heeft gehad met een medische fout. Voor al deze mensen zijn we als PVV overtuigd dat deze wet een steun in de rug kan zijn. Tegelijkertijd is het duidelijk dat er grenzen zijn aan redelijke eisen.

De ingediende motie zal ik nog met de fractie bespreken. Ik kan richting onze fractie positief over het wetsvoorstel adviseren.

1180 keer gelezen