dinsdag, 24 maart 2015 16:14

Debat : wetsvoorstel banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten

Debat 24 maart 2015 over wetsvoorstel 33 981 (Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten)

Bijdrage Kees Kok (fractie PVV)

Voorzitter,
Als sluitstuk op de Participatiewet is zekerheidshalve de Quotum-dreigwet maar snel van de plank gehaald om als de bekende stok achter de deur de afspraken af te dwingen om op termijn 125 000 extra banen voor mensen met een arbeidsbeperking te realiseren. De papieren vrijwillige afspraken in het Sociaal Akkoord van 11 april 2013 worden bepaald niet hoog ingeschat.

Niettemin hoopt het kabinet toch dat er met "het quotum banen ontstaan" zoals ook te lezen is in de contourenbrief van SZW van eind 2012. Het gaat dan ook nog om wat heet "echte en betekenisvolle banen", die ook nog als extra banen worden gekwalificeerd. Voorwaar een hele opgave!
De kernvraag is of deze Quotumwet (een tamelijk onzinnige benaming overigens) daadwerkelijk deze extra banen genereert of juist het tegenovergestelde bereikt. Hoe realistisch is het te veronderstellen dat juist deze wet de grote groep mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt echt aan een baan helpt. En wordt hier per saldo niet gesold met de fundamentele belangen van een kwetsbare groep, die minder in staat is voor zichzelf op te komen. Achterliggende vraag is ook of de werkelijkheid zich laat modelleren naar de maakbaarheidsvisie van dit kabinet.
Dat dit wetje er moet komen is geheel en al een direct gevolg van de Participatiewet; een wet die de pretentieuze ambitie heeft om de ontschotte doelgroepen van zo'n ruim 650.000 mensen onder te brengen in de verhevenheid van een inclusieve arbeidsmarkt, die immers de gelegenheid moet bieden om volwaardig mee te doen. En die meer kansen zou moeten geven op een reguliere baan, onder de impliciete suggestie dat de groep er baat bij zou hebben om –althans verbaal- de onderkant van de arbeidsmarkt te ontstijgen ten gunste van die ideaaltypische volwaardige, reguliere baan, zoals in het vooruitzicht wordt gesteld door dit kabinet in een vlaag van overambitie.
Achter deze etikettenwissel schuilt de opportunistische gelegenheidsargumentatie dat deze megaoperatie een bezuiniging moet opbrengen van ruim 1,8 mld. op diezelfde onderkant. De uitvoering wordt gemakshalve maar naar de gemeenten geschoven, die dit klusje in het kader van de grote voorwaartse decentralisatiesprong mogen opknappen met aanzienlijk minder geld.
Voorzitter, vergeten lijkt te zijn dat het initiële rapport 'Werken naar vermogen" uit 2008 juist de bedoeling had om "meer mensen te helpen voor hetzelfde geld". De geestelijk vader van dit rapport, toenmalig minister Bert de Vries, gaf al eerder te kennen dat "zijn rapport misbruikt is om de zaak over de schutting van de gemeenten te gooiden en 1,8 mld. te besparen". Hoe beoordeelt de staatssecretaris deze kritiek en kan ze ook aangeven waar die 1,8 mld concreet gevonden wordt?
Opmerkelijk is dat de conceptuele onderbouwing van de operatie ook niet meer wordt gehoord; het gebruikte gelegenheidsjargon variërend van "vertrouwen in burgers en loslaten in vertrouwen tot de Doe-democratie als niet te stuiten ontwikkeling" is gelukkig bijgezet in het kabinetje van platitudes over een participerende samenleving.
Helaas heeft de kritiek uit eigen kring als ook die van de Raad van State niet kunnen verhinderen dat de wet is aangenomen. Laatste had fundamentele bezwaren waar het het doel van de decentralisaties betreft, de diversiteit aan doelgroepen, de adequaatheid van in te zetten middelen en met name de afhankelijkheid van veranderingen op de arbeidsmarkt en daarmee de kans op succes. Het mocht helaas niet baten.
Voorzitter, de kritiek die mijn fractie eerder had, is tevens mede bepalend voor onze appreciatie van de Quotumwet. De samenhang is evident.
Zo heeft een heldere analyse om de gratuite doelstelling van "zo veel mogelijk mensen met een arbeidshandicap aan de slag te helpen" te onderbouwen, ontbroken. En evenmin de noodzaak van ontschotting van zo verschillende doelgroepen en samenvoeging van budgetten. Niet ontkomen kon worden aan de indruk dat de budgettaire taakstelling de enige bepalende factor was voor deze risicovolle operatie.
Meer in het bijzonder is gewezen op de bijkans onmogelijke positie van de gemeenten om zo diverse groepen met minder geld middels een evenwichtige verdeling te bemiddelen naar regulier werk, laat staan in de vorm van maatwerk. Voorrangsbehandeling en verdringing zijn niet ondenkbeeldig. Anderzijds is de sterk veranderende arbeidsmarkt niet direct toegesneden op de nieuwe doelgroep qua gepast aanbod; nog afgezien van krimp en het verdwijnen van lager gekwalificeerd werk als ook EU instroom. Een reëel gevaar is het ontstaan van een "werklozencarrousssel".
De conclusie kon niet anders luiden dan dat grote groepen onder de noemer van participatiegroep bewust zijn weggedefinieerd en onder het bijstandsregiem zijn geschoven met grote kans op een laag bijstandsnivo of zelfs geen bijstand. De Participatiewet als doorgeefluik naar de bijstand zonder perspectief op werk. En dat terwijl de staatssecretaris nog optimistisch opmerkt dat "we gehandicapten niet langer aan de kant laten staan". Is zij nog steeds van mening dat deze wet hier verandering in brengt?
Samenvattend : een contraproduktieve sanering van de onderkant van de samenleving enkel en alleen ter wille van een ingeboekte bezuiniging.
Duidelijk is dan ook dat de reden om nu al de Quotumwet in te zetten uitsluitend is gelegen in het simpele feit dat de Participatiewet uit zichzelf niet zal werken, dat wil zeggen arbeidsgehandicapten niet aan het werk helpt. Sterker nog : het tegendeel gebeurt al getuige onder meer de trend bij gemeenten om de sociale werkplaatsen al te sluiten omdat deze voorziening het participatiebudget bijna volledig opslokt.
Voorzitter, mijn fractie constateert dat waar al zichtbaar is dat de banenafspraak op vrijwillige basis niet gaat lukken, deze dreigwet al vroegtijdig moet worden ingezet om de in de taakstelling opgenomen reguliere banen te creëren. Te voorzien was dat de vrijwillige aanpak op voorhand kansloos zou zijn en de verplichtende aanpak dit zou moeten repareren. Het geheel is niet meer dan een volstrekt instrumenteel verhaal dat ver af staat van de realiteit. Het lost het grote maatschappelijke probleem, dat er simpelweg te weinig banen voor de doelgroep zijn, niet op. De opmerking van het kabinet dat de afspraak is gemaakt in een economisch slechte periode en is gericht op een lange-termijnontwikkeling, is hooguit te kwalificeren als een ongefundeerde hypotheek op een onzekere toekomst. Niet meer dan wishful thinking.
Voorzitter, de gedachtegang achter beide wetten klopt niet : de bedoeling is goed, maar onhaalbaar, en dat om meerdere redenen.
Onderkend moet worden dat de arbeidsmarkt al decennialang steeds minder plaats biedt aan arbeidsgehandicapten. De arbeidsdeelname van deze groep is vooral sinds 2000 relatief harder gedaald; de werkloosheid ligt structureel veel hoger dan die van niet-arbeidsgehandicapten. De kans op ontslag is ook veel hoger, zelfs voor degenen die wel het minimumloon kunnen verdienen. Alleen dit laat al zien dat sowieso de beleidsuitdaging om de Quotum doelgroep te integreren op de reguliere arbeidsmarkt al fors is. Persoons- en baankenmerken maken deze groep kwetsbaar, zeker in tijden van crisis en transitie. De sectoren waarin men werkzaam was, zijn sterk gekrompen. De arbeidsmarktpositie is gewoon slecht te noemen. Sinds de jaren '70 is de vraag naar lager geschoold werk constant aan het afnemen. Anderzijds heeft het werken onder niveau geleid tot verdringing van lager opgeleiden, niet gerekend de afname van de categorie middenbanen. Illustratief voor de kansen op werk, is het feit dat van de 110.000 vacatures in januari 2015 1,5 promille/in 160 gevallen werd verwezen naar de Participatiewet; 140 keer ging het om een beleidsmedewerker voor de uitvoering daarvan. Is de staatsecretaris op de hoogte van deze feiten?
De context van beide wetten is daarnaast te beperkt; voorbij wordt gegaan aan een groter kader waarin beleidswijzigingen in aanbod,- en vraagkant van de arbeidsmarkt aan de orde worden gesteld teneinde de positie van de doelgroep te verbeteren. Het feit dat een business case nog moet aantonen "hoe het economisch rendabel is om mensen uit de doelgroep aan de slag te helpen" is veelzeggend. Wat rest is een ongefundeerde hoop op een betere toekomst, waarin de economie aantrekt en er meer banen bijkomen. De huidige werkloosheid van zo'n 635.000 is een slecht teken.
Duidelijk mag zijn dat de langjarige daling van de arbeidsdeelname van arbeidsbeperkten zich niet simpel laat keren door banen af te dwingen bij werkgevers. De dynamiek op de arbeidsmarkt laat zich niet ondervangen met een enkel dreigwetje. En recente signalen van het werkgeversfront zijn bepaald niet positief : ruim de helft (56%) zegt er niets voor te voelen deze groep in dienst te nemen, te bewerkelijk en te intensief qua begeleiding ook. Het UWV meldt in een Kennisverslag dat slechts 4% van de grotere bedrijven zich iets zal aantrekken van een eventuele boete, werkgevers in de relevante sectoren als land en tuinbouw zullen zich niet extra inspannen. Slechts 35% is bereid zich wat meer in te spannen voor werkplekken met dien verstande dat extra maatregelen nodig zijn. Het is nog maar de vraag of de inzet van de diverse ondersteunende instrumenten om de werkgevers deels te compenseren voor een verminderde productiviteit en anderzijds te ontzorgen, wel zullen opwegen tegen de lagere productiviteit en het vermijden van een mogelijke boete.
Kennelijk is na de euforie van het ooit gesloten Sociaal Akkoord de realiteit inmiddels een andere dan deze staatsecretaris nog steeds voor ogen staat. Tijd voor een wake up call, maar het point of no return lijkt in dit heilloze bezuinigingsspel te koste van een kwetsbare groep, wel te zijn gepasseerd. Krampachtig doorgaan lijkt voor dit kabinet nog de enige optie te zijn. De zelf aangebrachte tijdbom onder het participatiegebeuren tikt langzaam weg. Zeker ook een gevalletje van "koers houden"?
De gang naar reguliere en betekenisvolle banen lijkt te verworden tot het gedwongen creëren van kunstmatige banen met een beperkte houdbaarheid. En tot een voor de doelgroep zelf heilloze weg.
Verdere kritische aspecten zijn nog de volgende.
Gekozen is voor een beperkte definitie van de doelgroep die met voorrang aan een garantiebaan moet worden geholpen. Mensen met een Wia of Wao indicatie, gehandicapten die nog wel het minimumloon kunnen verdienen of überhaupt niet geregistreerd staan, maken geen kans. En hoe met de langdurig zieken om te gaan, een vergeten groep? Wat zijn de overwegingen tot opknippen van de diverse groepen? Budgettaire?
Verder is het weinig realistisch om de gemeenten als uitvoerder van een wel heel brede decentralisatieagenda op te zadelen om met minder geld deze grotere en meer diverse groep adequaat te re-integreren. De kans is groot dat binnen de ruime beleidsvrijheid alleen de makkelijkste gevallen uit het beperkte doelgroepenregister aan het werk worden geholpen ten koste van de minder kansrijken, laat staan alle niet-voorrangsgerechtigden die niet in het register staan. Hoe wil een gemeente met een krap budget hier nog iets voor betekenen? Het bieden van een "evenwichtig aanbod" lijkt zo een illusie.
Niet alleen naar buiten toe maar ook binnen de grotere groep met afstand tot de arbeidsmarkt vindt zo in feite ongewenste concurrentie en verdringing plaats. Ingecalculeerde neveneffecten? Helaas wordt letterlijk toegegeven dat "het instellen van een quotumheffing en de afbakening van de specifieke doelgroep van de banenafspraak, dit zonder uitzondering effecten zal hebben". Kan de staatssecretaris toelichten wat precies bedoeld is?
Kortom, nog afgezien van de kans dat de quotumgroep waarschijnlijk nimmer in de gewenste mate en in een echte baan aan de bak zal komen en mitsdien de wet nauwelijks zal werken, is wel op voorhand zeker dat ook de "collateral damage" groot zal zijn.
Voorzitter, het gaat hier feitelijk om illusiepolitiek waarbij de realiteit door een rietje wordt bezien.
Komen we tenslotte dan uit bij het sanctioneren in het geval dat de banenafspraak niet wordt gerealiseerd. En dat lijkt gezien alle geluiden zeer waarschijnlijk. De gedachte dat de noodzaak van een cultuuromslag alom wordt onderschreven als basis van de vrijwillige banenafspraak, lijkt immers meer te berusten op een bezwering van het moment van afspraak dan op een werkelijke intentie.
De realiteit zal eerder zijn dat werkgevers een boete zullen zien als een afkoopsom onder het motto : "a fine is a price".
Opmerkelijk is dat activering van de quotumheffing, op z'n vroegst pas vanaf 2017, niet direct automatisch wordt opgelegd, maar eerst na uitvoerig polderoverleg met alle partijen; het gaat immers om een besluit met "aanzienlijke gevolgen". Dat geldt in ieder geval al wel direct voor alle betrokkenen die niet aan die betekenisvolle baan zijn geholpen. Het uiteindelijke politieke besluit mag even duren; eventuele "verklarende factoren" van het niet-halen van de banenafspraak kunnen zomaar leiden tot het niet activeren. Criteria zijn onbekend; de black-box groot. De ontsnappingsclausule is al op voorhand ingebouwd. De hele bureaucratische procedure lijkt sterk op het deelnemen aan het WK tegen de wind in fietsen op de Afsluitdijk; je weet nu al dat je het doel nooit zal bereiken.
Een bijkomend probleem is dat op hoog macroniveau wordt bezien of de beide sectoren de banenafspraak hebben gehaald. Het is zeer de vraag of de respectieve werkgevers wel een gemeenschappelijk belang onderkennen. Hoe denkt de staatssecretaris om te gaan met alle free-riders die dit prisoner's dilemma krijgen aangeboden? Is dit ook een ingebouwde ontsnappingsclausule?
Voorzitter, ik ga afronden met een eerste conclusie.
De beide samenhangende wetten zijn een ongelukkig samenstel van goede bedoelingen en wensdenken, waarbij het fraaie inclusieve arbeidsmarktconcept de ingeboekte bezuiniging moet verpakken. Per saldo is de gehele operatie niet meer dan het massaal omboeken van een kwetsbare groep naar de tucht van de markt in de illusie dat deze vrijwillig zal meewerken aan reguliere en ook nog extra banen. Kenmerkend is dat de voorzitter van VNO-NCW al over "chantage" sprak.
Wat uiteindelijk resteert is een technisch monstrum van een wet en een bureaucratisch circus, waarin alleen de uitvoerders participeren.

Tot zover mijn eerste termijn.
Dank u voorzitter.

1446 keer gelezen